Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

dinsdag 30 augustus 2011

Paradijs van de oude meneer Oesternach

In het centrum van de stad, ergens op een bovenverdieping aan de Looiersgracht, lag een ouderwets woonkamertje, verscholen in vergetelheid. Het stof dwarrelde door het kamertje heen.
De oude meneer Oesternach lag in zijn stoel voor het raam met zijn mond wagenwijd open
te slapen. De zon scheen nog net in het kamertje, waardoor het leek of er een ouderwetse waas over het geheel kwam. Alsof het hier ging om een vergeelde krant, die men had uitgestald om zijn bloemen te beschermen voor het raam.
Meneer Oesternach rochelde wat in zijn slaap en zijn bril zakte voorover over de punt van zijn neus en gleed er bijna af. Het hoofd schokte wat, en de man gleed met zijn hoofd opzij, een luide snurk en een schokbeweging met zijn schouders makend.
In zijn dromen maakte hij zijn leven weer mee. Allerlei beelden kwamen voorbij. Beelden onsamenhangend. En hij vroeg zich niet af hoe laat het was. Het was al laat namelijk.
De zon was onder toen hij ontwaakte uit zijn slaap en in het donker keek. De stilte ontroerde hem opeens. Alsof hij daar veilig in zijn eigen wereldje zat en niemand dat nog kon raken, behalve hijzelf.
Hij stond op en schurkte langs de tafel heen en liep tegen de leunstoel aan die nog van zijn overleden vrouw was geweest, zijn Hannah.
Hij zuchtte weemoedig, toen hij aan haar dacht en dat deed hij al jaren zo.
In het kleine keukentje kookte hij een eitje en een bordje pap was zo gemaakt. Met wat gekookte melk van het fornuis. De melk kookte zoals gewoonlijk aan, en er lag een rand van aangekoekte en overgekookte melk rondom de gaspitten.
Het was er smerig, maar toch was er sfeer in het kleine appartement.
Meneer Oesternach veegde de keukentafel schoon van de uitgedroogde broodkruimels van die morgen en zette zich neer aan het kleine tafeltje met geblokt plastic zeil. Zuchtend at hij zijn kleine en sobere maaltijd.
Bij het raam stond een kleine, zevenarmige kandelaar. En op de vensterbank stond een foto, vergeelt, oud en verfrommelt in een lijstje. Het toonde een portret van zijn zoon.
Weer zuchtte hij en keek naar buiten, de nacht in. En zijn geest vloog naar lang vervlogen tijden. Zoals elke dag tikte de klok de tijd weg, de uren, de minuten, de seconden, de dagen, de jaren.
Hij was allang niet meer onder ons. Zijn geest was ver weg. En elke dag als de thuishulp kwam om hem te wassen en zijn huisje met de Franse slag aan kant te maken, sprak hij honderd uit. Over zijn Hannah en zijn zoon, die in Amerika woonde en die nooit meer thuiskwam. Zijn zoon, zijn alles wat hij nog had.
Ja, dat was zijn leven geweest.
En de dag kwam, dat in dat kleine kamertje een man in zijn stoel insliep om nooit meer wakker te worden.
En de zoon, die later in dat kamertje rondliep, proefde de sfeer van rust en ouderdom en wiste tranen uit zijn ogen. Hij nam de kandelaar van de vensterbank en vertrok uit het rustige paradijs van zijn vader, de oude meneer Oesternach.

woensdag 17 augustus 2011

Dick

Gisteren kreeg ik het bericht, dat Dick Panman is overleden, 61 jaar, hartstilstand.


Dick was mijn eerste vriendje. Het was Groningen, de jaren 50 en begin 60.
In 1962 vertrok Dick uit de Van Slingelandtstraat, vijf jaar later gevolgd door mijzelf.
We hebben elkaar nog wel een aantal keren ontmoet, maar op een gegeven moment is het verwaterd, zoals dat vaker voorkomt.
Op die zeer jonge leeftijd bleek al gauw onze gezamenlijke liefde voor muziek.
Er was een middag in het byzonder die ons beiden nog lang is bijgebleven. Het was bij mij thuis en we draaiden plaatjes op de electrische koffergrammofoon. I call your name van The Beatles galmde wel 10x door mijn kamertje, extra gesteund door ons spontane meezingen. Maar de allergrootste klapper was een lied van Het Cocktail Trio, jawel, en dat heette Petronella Puinpoeiers Pure en Prettig in te nemen Pimpelpaarse Pil. Geweldig! Wat een pret!
Het singletje hiervan heb ik een paar jaar geleden nog speciaal voor Dick gekocht, toen het plan bestond om naar hem toe te gaan, nadat wij elkaar via Hyves tientallen jaren later weer hadden gevonden. Een paar dagen voor mijn geplande bezoek kreeg ik echter een mail van hem waarin stond vermeld, dat het niet door kon gaan, omdat hij op het punt stond naar Terschelling af te varen en daar tijdelijk als taxichauffeur dienst te gaan doen.
Daarna is het er spijtig genoeg niet meer van gekomen en bleef het contact beperkt tot Hyves.
Heb via dit medium veel van zijn gedichten kunnen lezen en bleef op deze manier toch een beetje in de buurt.
Het zijn spaarzame momenten die ik met Dick heb gedeeld, maar hele dierbare.
Naarmate de jaren verstrijken zijn juist die herinneringen van onschatbare waarde.


donderdag 11 augustus 2011

Oude boom

De boom staat aan de oever van het meer. Het is een oude boom, heel oud, dat zie je, hij straalt iets uit.
Het was een zonnige, maar koude dag, dat ik de boom voor het laatst heb gezien en hij leek moe. Zijn zware takken reikten zover naar beneden, dat zelfs de kleine kinderen hem konden beklimmen. Zijn stam was zo dik, dat hele gezinnen in zijn schaduw konden zitten.
Het moeten de tragedies geweest zijn, die zich door de eeuwen heen onder zijn takken hebben afgespeeld. Niet dat alle gebeurtenissen tragisch waren. Absoluut niet. De met initialen doorkruiste hartjes in zijn stam geven blijk van de mooiere momenten. En er zijn veel van die hartjes. En wat was het leuk om dat vrijende paartje in het licht van de maan te bedekken met zijn mantel van bladeren. Hen zachtjes te kietelen met zijn wortels, alsof hij handen had. Haar kreten en zijn mannelijke driften hadden zijn bladeren doen trillen van genot.
Maar ook het meisje dat op een dag aan de aandacht van haar ouders ontsnapte. Het kind was iets verderop naar de waterkant gekropen en zonder alarmerende plons onder gegaan. Ze hadden lang naar haar gezocht. De boom had gewezen met zijn takken, en uiteindelijk werd ze gevonden.
Het liefdesverdriet van tieners. Zij die haar hartje kerfde en de liefde verklaarde aan hem. Hij die een dag later stond te zoenen met een andere zij, de beste vriendin van haar.
Ja, die oude boom, wat heeft hij veel gezien.
Veel dronken mensen, uitgezakt leunend tegen hem aan.
Maar nu lijkt de boom moe. Een gebeurtenis teveel. De van verdriet gebroken vader die zijn vuisten kapot had geslagen tegen zijn stam. Zijn dochter had geen schijn van kans gehad tegen de twee oudere mannen.
Hij wist het allemaal, de oude boom, maar hij had niets kunnen doen.
En nu wegen zijn takken zo zwaar. Zelfs de allerkleinsten kunnen hem al beklimmen.

zondag 7 augustus 2011

Zondagochtend

Stilte voor de schrijver op deze zondagochtend
als het daglicht aan zijn deur klopt,
tastend aan de zoetheid van de nieuwe dag,
die dansend als een adembenemende schoonheid
naar binnen glijdt.

Voorzichtig plukt de schrijver aan de lichtdraadjes
die tussen de spleten van zijn bewustzijn sijpelen,
onderweg krijgt de zon haar grip op de aarde
en verdwijnen schaduwen in een poel van egaal licht,
langzaam, maar voldaan.

donderdag 4 augustus 2011

Monoloog op eenzame hoogte

Mevrouw, waar kijkt u naar? Naar de huizen, fietsers of wandelaars?
Ik neem alles in me op wat daar beneden gebeurt of laat het juist allemaal aan me voorbij trekken. De rode bussen die de hoek om draaien, taxi's die toeteren, mensen die nog even het zebrapad over rennen omdat het voetgangerslicht net op rood is gegaan en er een batterij auto's ongeduldig staat te wachten tot het gaspedaal eindelijk weer mag worden ingetrapt. Ik word er rustig van als ik er naar kijk. U waarschijnlijk ook, want u beweegt al een paar minuten niet.
Het uitzicht is mooi hè vanaf deze hoogte. Ik zit twee verdiepingen hoger, dus ik kijk net iets verder, maar u kunt de straat en het plein van de andere kant zien. Bovendien is mijn raam niet zo groot als dat van u en uw flat blokkeert voor een groot deel mijn uitzicht dus uiteindelijk ziet u vast veel meer dan ik. Maar dat geeft niet.
Ik kijk op dit moment niet naar de gebouwen, niet naar de auto's en ook niet naar de mensen op straat. Ik kijk naar u. En u ziet me niet. Misschien, als u omhoog zou kijken en mij zou zien zou ik even zwaaien. Misschien zwaait u dan terug. Maar dat gaat niet gebeuren denk ik. U staat daar maar wat, met uw beige jas aan voor het grote raam van de galerij. Ik kan uw gezicht vanaf hier niet goed zien, want u kijkt naar beneden, maar ik gok dat u een flink stuk ouder bent dan ik. Daarom noem ik u mevrouw. Nee, geen zorgen, ik val niet op u. Uw haar is weliswaar blond en het zit mooi opgestoken, maar ik houd niet zo van oudere vrouwen, niet op die manier. Bovendien, die zwarte legging doet uw figuur niet echt goed. Ach, trekt u zich mijn mening niet aan, ik praat maar wat. Gelukkig doet u dat niet, daar ben ik behoorlijk zeker van want u staat daar en ik ben hier. Twee dikke ramen en een meter of dertig aan lucht die ons scheiden. Tja, als u nou eens omhoog zou kijken.
Gaat het wel goed met u, mevrouw? Ik heb u nog steeds niet zien bewegen en ook uw hoofd steunt maar wat roerloos op uw vuist en onderarm. Krijgt u geen pijn in uw elleboog van de stang waar u op leunt? U staat er al zo lang. En waar kijkt u nou eigenlijk naar?
Als ik veel aan mijn hoofd heb sta ik graag naar buiten te kijken. Het drukke gedoe beneden is mooi om naar te kijken; poppetjes en karretjes volgen waarbij mijn hoofd leeg raakt en er even geen gedachten zijn. Dat geeft rust. Ik denk dat ik u begin te begrijpen.
Hé, kijk eens aan, u kunt gelukkig toch bewegen. Maar u draait net te snel weg zodat ik nog steeds uw gezicht niet heb gezien en nu staat u ook al met uw arm voor uw gezicht. Ik... oh... nu zie ik het. He... wat vervelend voor u. Ik hoop dat u met dat vegen niet teveel natte mascara aan uw mouw hebt gekregen. Ik zou u graag een zakdoek geven maar ik ben te ver weg en, ach, het zijn mijn zaken niet.
Een, twee, drie... het zijn ferme stappen die u daar zet. Ook die deur zwaait u krachtig open.
Weg bent u.
Dag mevrouw.

woensdag 3 augustus 2011

Sombere gedachten van een oude schrijver



Een oude schrijver
Verdronken in zijn lege gedachten
Niemand die hem ziet
Een oude schrijver
Gevangen in zijn
Eigen monologen
Alleen met zijn verdriet.

Zijn roman over haar
Een verdwaalde fake
De schrijvende hand is kil en koud
Het boek blijft leeg
In zijn dolende nachten
Vervagen de gedachten
Streept hij zijn laatste streek.

Een oude schrijver
Verstild in hoofdstuk twee
Niemand die hem nog begrijpt
Een oude schrijver
Spelt zijn eigen dictee
En niemand die hem ziet
Alleen met zijn verdriet.

dinsdag 2 augustus 2011

Avond op de Albert Cuyp

Het was een zachte avond. Het had geregend, maar nu was het droog. De markt was opgeruimd. Hier en daar stonden kramen met een vaste vergunning. Die hoefden niet weg. Morgenochtend in alle vroegte zou de boel weer opgebouwd worden en het leven hier weer losbarsten.
De Albert Cuypmarkt.
Eigenlijk is er geen mooiere straat in Amsterdam. Zo breed ook, machtig verbindt hij de Van Woustraat met de Ferdinand Bolstraat, en andersom. Wil je overdag de markt op, dan bedenk je je misschien twee keer, maar zo ’s avonds is het een heerlijke strook asfalt om overheen te zwieren.
Op de hoek van de Eerste Sweelinckstraat en de Albert Cuypstraat stond een zwerver. Hij droeg een grijze broek, een donkerblauwe schipperstrui, afgetrapte sandalen aan zijn voeten.
Hij rookte een sigaret en keek stoïcijns voor zich uit. Hij had een doorgroefd gezicht, een vierkant hoofd, stoppelbaard, grijs haar. Met iedere trek die hij van de sigaret nam, vielen zijn wangen in en stroomde de rook van de vorige trek uit zijn wijde neusgaten.
Nadat hij de laatste trek had genomen, gooide hij het restant op de grond, trapte er met zijn sandaal een paar keer op en stapte het buurtcafé van Rooie Bart binnen.
Daar zat Arie, met naast hem Zwarte Lola, zijn huisbazin.
De zwerver stapte naar hun toe. ''Ach mijnheer en mevrouw, heeft U een euro voor me, want ik barst van de honger.''
Lola voelde zich ongemakkelijk, maar Arie kreeg medelijden met hem en vroeg: '' Hoe heet U?''
''Gerrit, mijnheer”.
''Gerrit, heb je zin iets goeds te eten, want dat graaien uit die afvalbakken lijkt mij niet gezond. Kom zo maar met ons mee. Ik trakteer jou en Lola op iets lekkers bij Mc.Donalds.''
Dat beviel Lola helemaal niet en fluisterde naar Arie: ''Zeg ben jij nou helemaal van de pot gerukt. Ik heb geen zin om met die zwerver te gaan eten.'' ''Lola, ik wil die man een fijne dag bezorgen.''
Zij legde zich er bij neer.
Enkele minuten later nam het drietal plaats aan een tafeltje bij Mc.Donalds.
''Wat wil je eten, Gerrit?''

''Als het U blieft, graag twee hamburgers, patat en cola.”
“En jij, Lola?''
''Geef mij maar koffie en appelgebak.''
Arie ging in de rij staan, want het was behoorlijk druk.
Lola voelde zich niet op haar gemak met die zwerver naast haar, want hij zag er verwaarloosd uit en rook niet fris.
''U hebt een aardige man, mevrouw.''
Lola dacht, laat hij maar denken, dat ik zijn vrouw ben.
''Ja mevrouw, het leven kan vreemd verlopen. U zult zich afvragen waarom ik zo ben geworden. Ik heb een goede opleiding gehad en leidde een bedrijf met twintig werknemers. Helaas overleed mijn eerste vrouw. Een jaar na haar overlijden maakte ik kennis met een knappe, blonde, jonge vrouw. Ik trouwde met haar, maar spoedig bleek, dat ze het niet zo nauw nam met mannen. Ze bleek een nymfomane te zijn en had dus grote behoefte aan seks, en dat kon ik haar niet geven.
Tot overmaat van ramp begon ze te drinken en gebruikte drugs. Mijn leven met die vrouw werd een hel. Toen ik op een avond van mijn werk thuis kwam, betrapte ik haar met een man in bed. Ze gingen luidruchtig te keer. Ik werd vreselijk kwaad en sloeg die kerel een hersenschudding en draaide de arm van mijn vrouw bijna uit de kom. Ik verwaarloosde mijn bedrijf en werd door de politie opgepakt wegens mishandeling. Mijn vrouw verliet mij, waarna ik in een wanhoopsdaad mijn bedrijf in brand heb gestoken, teneinde het verzekeringsgeld te kunnen innen. Maar het liep anders af, want ze konden bewijzen, dat ik de brand had aangestoken en ik ging voor een paar jaar de gevangenis in.
Nadat ik daaruit was ontslagen had ik niets meer en ben gaan zwerven.''
Lola hoorde zijn verhaal met grote belangstelling aan en kwam tot de conclusie, dat niet iedere zwerver een boef was. Zij ontdekte ook, dat Gerrit zeer beschaafd sprak. Inmiddels kwam Arie met een groot blad lekkernijen aanlopen en nam plaats aan het tafeltje. Gerrit genoot van de hamburgers, patat en cola. Toen ze klaar waren met eten namen ze afscheid van Gerrit. ''Mevrouw en mijnheer, jullie zijn weldoeners en kinderen van God.''
Ze liepen de zaak uit toen Lola plotseling een gil gaf en even omhoog sprong. ''Wat is er Lola'', vroeg Arie. ''Ik dacht, dat Gerrit in mijn bil kneep.'' ''Echt niet mevrouw, dat deed ik niet'', stamelde deze.
Arie lachte en zei: ''Dat deed ik, Lola.''
Ze namen nog een keer afscheid en gingen naar huis.