Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

zondag 26 februari 2012

Tiemen Groen


Dit weekend is het nieuwe wielerseizoen begonnen. En om alvast in de stemming te komen, heb ik de afgelopen dagen wat lectuur en literatuur doorgebladerd en kwam zo ook de naam van Tiemen Groen weer eens tegen. 

Hij was een raar fenomeen, deze Friese wielrenner uit Follega, die op 18-jarige leeftijd al wereldkampioen werd op de baan-achtervolging.
Op jonge leeftijd (22) ook weer gestopt en handelaar in antiek geworden en geëmigreerd naar Zuid Afrika.

Hij kon vreselijk hard fietsen. Hij kon niet leven in een groep. Zelfs kon hij niet hardfietsen in en met een groep. Reed hij daarom als wielrenner het liefst alleen, en dan bij voorkeur ver voorop of op de achtervolging?

Hij kwam in 1964 op een zonnige dag naar het Olympisch Stadion in Amsterdam om er mee te doen aan het Nederlandse kampioenschap achtervolging voor amateurs. Op een inderhaast in elkaar gezette baanfiets verpulverde hij direct het baanrecord en de legende was geboren.
’s Avonds zaten er 30.000 man op de tribune om de verrichtingen van de piepjonge Fries met eigen ogen te zien. Hij werd kampioen, een paar maanden later ook wereldkampioen en dat herhaalde hij nog drie keer, waarvan de laatste keer in 1967 bij de professionals.

Ik las in een interview: 'Neem mijn reservefietsen, al die wielen, al de spullen gerust mee, zei ik. Ik ging me douchen, heb nog met de jongens meegegeten, spoorde mijn auto op en reed rechtuit-rechtaan naar tante Antje in Heiloo. Ik had een sleutel, ik trof ze aan in bed. Met de fietserij is het afgelopen, zei ik.'

Hij was net zo snel verdwenen als dat hij gekomen was.

Tiemen Groen woont tegenwoordig in 'het Wassenaar van de Westkaap' (Zuid-Afrika), waar hij alleen in een villa woont. Gestopt met een lucratieve carrière als antiquair zoals hij eerder met het fietsen stopte.

De Friese nuchterheid heeft hij echter nooit verloren. Nog altijd kruipt hij moeiteloos in de huid van de zwijger.

‘Hoe ging het?’ ‘Oh, goed.’
‘Was je bang?’ ‘Och nee.’
‘Hoe voel je je?’ ‘Ja, gelukkig hè.’

Boodschap

Hij scheet
op bril en pot,
schrok zich rot
en zag geen reet.





zaterdag 25 februari 2012

Lente verlangens

In de zomer weet ik
geen raad met
boerenkool met worst

In de herfst heb ik
moeite met
knoppen en bikini’s

In de winter zie ik
op tegen
aardbeien en sandalen

Maar in de lente kan
ik dromen
in het groene gras

En alles komt goed
zoals het
hoort en vroeger was.

donderdag 23 februari 2012

Gedicht voor haar

Ik plaats de woorden hier en daar
maar waar ik ze ook zet
het blijven woorden naast elkaar
en zijn niet ‘je van het’.

Toch heb ik dit voor jou geschreven
en als groet aan jou bedacht
in de hoop dat je heel even
of iets langer naar me lacht.

dinsdag 21 februari 2012

Mijnheer Appelbodem

Mijnheer Appelbodem gaat vandaag met pensioen en daarom wordt hem een afscheidsfeestje aangeboden door zijn werkgever.

Zo’n veertig jaar heeft mijnheer Appelbodem zich voor het bedrijf ingezet. Dat is lang.
Al die tijd ging hij snel en opgewekt op zijn fiets naar het werk. En snelheid, daar ging het om. In de loop der jaren is die snelheid weliswaar wat verminderd, maar toch, tot op het laatst ging mijnheer Appelbodem zo opgewekt mogelijk elke dag zijn huis uit. Hij heeft de fiets nooit aan de wilgen gehangen. En na vandaag gaat hij die fiets voor andere doeleinden gebruiken. Samen met zijn vrouw erop uit trekken, de lanen in, de paden op.

Mijnheer Appelbodem is een aimabel man. Met hem kun je praten, hij luistert en denkt door, geeft zijn mening en dan is het weer de beurt aan de ander. En zo gaat het. Na verloop van tijd kun je twee dingen doen: of verder in discussie gaan, of van onderwerp veranderen. Meestal gebeurt het laatste, maar als er zo snel niets anders is om over te praten, dan zit je wat zwijgend bij elkaar. Mijnheer Appelbodem is ook een man waar je prima naast kunt zitten zonder iets te zeggen. Het mooiste is dat hij dan zelf ook niets zegt. Dat kom je niet vaak tegen. Meestal is het zo dat iemand als een kip zonder kop begint te kakelen als je een tijdje je mond houdt. Mijnheer Appelbodem niet. Hij zwijgt. En kijkt je aan met een guitig gezicht.

Mijnheer Appelbodem staat dus vandaag in het middelpunt van een feestje. Een groot nadeel daarvan is dat je moeilijk je eigen feestje kunt ontvluchten. Je moet je aandacht erbij houden als de notabelen spreken, ook als je liever elders bent, maar voor mijnheer Appelbodem is dat geen probleem.

Hij voelt zich eigenlijk zoals hij er uit ziet: weliswaar oud, maar nog lang niet aftands.

Na afloop van de avond lacht hij even, een klein monkelend lachje, voor zichzelf. Dan staat hij op en loopt naar zijn fiets, die iets verderop aan een lantarenpaal staat vastgebonden. Een keurige, sportieve herenfiets.
Mijnheer Appelbodem bindt zijn attachékoffertje achterop vast, stapt op en peddelt weg.


donderdag 9 februari 2012

Kraken

Het vriest dat het kraakt.
Ook ik kraak
Elke ochtend
als ik uit bed stap.         




IJspret

Voor mijn huis aan een waterplas is het doorgaans rustig, maar tijdens deze winterperiode hebben de mensen pret, ijspret. Op het ijs ontrollen zich in rap tempo oud-Hollandse winterbeelden, zelfs in een moderne stad als Almere. Een kogelrond ingepakte, blozende baby die kraaiend van pret wordt voortgetrokken op een slee. Een bejaard maar nog steeds verliefd stel dat stijf gearmd rondzwiert op antieke, krullerige Friese doorlopers. Een hond met sokjes aan die beurtelings luid blaft en proestend in de sneeuw hapt. Kleuters, wankel op de enkels achter een oude keukenstoel, tussen de rondflitsende jongetjes. Dat éne pikzwarte meisje met felle ogen, dat iedereen eruitschaatst.
Achter me staat een man, type geslaagde randstedelijke dertiger, naast een dito vrouw gretig in een broodje rosbief te bijten. Tussen twee happen sist hij tegen zijn metgezel: ‘Ha, eindelijk gebéurt er hier eens wat!’ Er klinkt een onuitroeibare zucht naar avontuur.
Ondertussen gaat de pret door en komen er meer mensen naar het ijs. Met goed passende en geslepen schaatsen. Alleen nog even aantrekken, wollen wanten aan, muts op, sjaal om en rijden maar. Als in een poederreclame, de ijspret tegemoet.  

woensdag 1 februari 2012

Kleurkrijt

Hij stond zwaar in het krijt
en klaagde z'n nood.

Al het witte ten spijt
stond hij hartstikke rood.