Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

vrijdag 17 juni 2011

I.M. Regina

Regina is dood en wordt vandaag gecremeerd.

Geen merel, geen meeuw, geen koolmees, maar gewoon een vogel, aan het geluid te oordelen zelfs een heel klein exemplaar. Maar het beest heeft de moed er goed in en dat kan ik van mezelf niet helemaal zeggen. Ik loop met mijn vrouw door een lange en boomrijke laan naar de ingang van het crematorium. Naast de klanken van de vogel is het zachte ruisen door de bomen hoorbaar. Links en rechts van de laan liggen de genummerde grafkamers over het terrein verspreid.
Aangekomen in de aulahal van het crematorium worden we direct naar het condoléance-register verwezen en hebben daar namens de hele Appel en Ei-lijst onze naam gezet.
We voegen ons bij een paar bekenden en worden tien minuten later de zaal ingeroepen.
Nadat we ons genesteld hebben op de bestemde stoelen, komt een kleine man naar voren, grijs gekleed en zwarte handschoenen aan. Zijn haar is dik en iets golvend. Ooit moet het zwart geweest zijn, maar nu is het grotendeels grijs. Maar het model is wellicht hetzelfde gebleven. Ik heb het natuurlijk over de man die de uitvaart leidt.
Aan de manier van spreken kun je direct afleiden, dat hij dit vaker heeft gedaan. Enkel een paar aanpassingen, maar voor de rest keurig en discreet uitgevoerd.
Mijn aandacht gaat meer uit naar Rakker, het hondje van Regina. Hij is haar grote liefde, haar kind, zoals ook blijkt uit de foto die voor de kist is neergezet met daarop Regina gekleed in een blauwe spijkerbroek met daarover een lichtblauwe trui getrokken en Rakker liefdevol opgetild en stevig tegen haar linkerwang aangedrukt.
Het is ronduit aandoenlijk te zien hoe Rakker enigszins onrustig loopt te piepen, af en toe even op schoot getild door John, de man van Regina.
Wanneer er een minuut stilte in acht wordt genomen, loopt Rakker wat beduusd rond, voor zover zijn riem dit toelaat althans. Hij kijkt zijn baasje aan en krijgt ineens iets dartels over zich. Hij kijkt verwonderd en begint te dansen op de klanken van Nick & Simon.
Terwijl de broer van Regina aangekondigd wordt, kijk ik nog even naar Rakker, zijn tong hangt steeds verder uit zijn bekje.
Ontspannen legt de broer zijn handen op de katheder en begint te spreken. Papier heeft hij bij zich, maar zijn blik is regelmatig op de aanwezigen gericht.
Zonder haperingen en zonder al te veel emoties vertelt hij iets over het leven van Regina. Haar creativiteiten komen daarin volop naar voren. Als kind kroop ze al met opgetrokken benen op de bank om te breien.
Later worden de creativiteiten binnen de diverse hobbyclubs erg belangrijk voor haar, zoals de ‘Voor een appel en een ei’ lijst, welke door haar broer nog even apart wordt vermeld, alsmede de naam van haar moderator, Jannie van den Berg, die een condoléance-register heeft opengesteld, waarin zoveel welgemeende reacties zijn binnengekomen.
De broer zoekt weer zijn plek bij de familie, na iedereen bedankt te hebben voor hun aanwezigheid.
Bij het verlaten van de zaal aai ik Rakker even over zijn bol. Regina zou glimlachen.
Zij was een creatieve en inspirerende passant in het leven. 

dinsdag 14 juni 2011

Uitvaart en Hollandse Nieuwe

Afgelopen Hemelvaartsdag overleed Willem Duys en een kleine week later werd hij in Blaricum begraven.
Ik was bij de herdenkingsplechtigheid aldaar en zag een parade van vrienden, bekenden, artiesten en familieleden langszij komen. Opvallende afwezige was Fred Oster, op de dag van het overlijden nog de meest prominente spreker in veel televisierubrieken.
Wel aanwezig was natuurlijk Mies Bouwman. ‘Een overeenkomst tussen Willem en mij was: we vonden onszelf niet zo belangrijk. Nee, we vonden ons werk gewoon erg leuk’. Verfrissend om te horen. Misschien kunnen velen die nu voor de tv werken er lering uit trekken.
Het feit echter dat Willem Duys’ dood hem zoveel hulde ten deel viel, lag wellicht ook aan de speciale uitzending van De Wereld Draait Door, een paar weken ervoor. Het is nu eenmaal de wrange ironie van de mediadood.
De begrafenis van Duys haalde alle nieuwsrubrieken. Hilversum huilt om zijn helden; Herman van Veen zong Schubert, Thijs van Leer floot een deun en Lee Towers zong aan Duys’ vrouw Mary: ‘Je was de wind onder zijn vleugels.’
En wat vonden de BN’ers er van? Het was ‘ontroerend’ zei Van Veen. ‘Prachtig, indrukwekkend, sober, menselijk, warm.’(Van Leer) En Tineke de Nooy vervolgde: ‘Hij had erbij moeten zijn, dan had ie er intens van genoten.’
Na afloop van de plechtigheid zijn mijn vrouw en ik nog even Laren ingegaan. De nieuwe haring was gearriveerd.
‘Zijn ze lekker?’vroeg ik aan de jongeman die de vis aan het schoonmaken was. ‘Nou meneer, ik heb er zelf al vijf op,‘verklapte hij. Het was hem aan te zien. Glimlachend met half dichtgeknepen ogen, als een doorvoede kater, stond hij onze haringen in mootjes te snijden.
‘Uitjes?’
Mijn vrouw nam de uitjes; ik onthield mij ervan. Ik wilde de Hollandse Nieuwe op zijn zuiverst proeven. Normaliter ben ik gek op uitjes op de haring. Ook versgemalen zwarte peper is trouwens lekker op een haring, maar om nou met een gigantische pepermolen naar de viskraam te lopen, nee, dat lijkt me meer iets voor Johannes van Dam.
‘Geef mij ook maar zo’n lekker visje. Op zo’n lekker zacht broodje’, zei een jongeman naast ons. Het was Patrick Kluivert. Ja, het was de dag van de BN’ers, nietwaar.
Hij keek al net zo tevreden als de visboer.
Op een bankje naast de viskraam zat een meisje van een jaar of twee. Zij had een stukje haring gekregen en genoot er op haar manier van: ze hapte het mootje vis niet van het door haar moeder voorgehouden prikkertje, maar griste het met haar hand van het kartonnen schaaltje en propte het in één hap in haar mond. Het ronde hoofdje glom van het vet, en de uisnippers ontsierden haar kanten kraagje.
‘Doe mij er maar drie, maar niet snijden’ zei weer een andere klant, een rijzige, knap gebleven man van tegen de zeventig. Hij hapte, kauwde en slikte snel en doelmatig.
‘Lekker?’vroeg de visboer, toen hij de vis had verzwolgen.
‘Goed visje,’vonniste de man. ‘Geef me er nog maar een’.

zaterdag 4 juni 2011

In het café

De dikke man slaat de deur van zijn huis achter zich dicht, verdwijnt het drukke straatleven in, loopt vervolgens naar het buurtcafé aan de overkant en gaat er naar binnen.
Hij komt altijd alleen en vind dan ook een beetje troost in dat café, even een babbel en even wat anders dan doorgaans de televisie. Bovendien lust de dikke man wel een borrel. Het
is de manier waarop hij zijn glaasje beet pakt, zijn handen zijn vertrouwd met het kleine glaswerk, dat kun je zien, ze kennen elkaar. Het schenkt hem wat kleur in het leven.
Hij doet zijn enigszins versleten groene regenjas uit, hangt deze aan de kapstok bij de deur en klimt vervolgens zuchtend op de dichtstbijzijnde lege barkruk en bestelt een jonge borrel.
Terwijl de kastelein het jeneverglaasje vult gaat de deur van het etablissement open en een lange magere man in een zwarte regenjas stapt schoorvoetend de zaak binnen. Een grote ovalen zonnebril staat stevig op zijn spitse neus te rusten. In zijn linkerhand heeft hij een blindengeleide stok.
Hij gaat vriendelijk naast de dikke man zitten, bestelt ook een jonge borrel en al gauw ontstaat er een gesprek tussen de twee jenever liefhebbers.
De klok aan de muur tikt de minuten vooruit. Steeds sneller.
Na een paar glaasjes wil de blinde man opstappen, maar de dikke man houdt hem tegen en bestelt nog twee jonkies bij de kastelein.
De wijzers van de klok tikken verder.
En weer gaan beide heren door met keuvelen op een manier waarvan ik altijd heb gedacht dat alleen dames dit kunnen.
Na een half uur wil de blinde man nu toch echt vertrekken, maar opnieuw wordt de kastelein erbij geroepen om de glaasjes vol te schenken.
‘Zal ik nu toch maar eens gaan?’, stelt de blinde man zichzelf voor als hij het heeft leeggedronken.
De dikke man lijkt ook uitgekeuveld en antwoordt zijn blinde stamgenoot: “Nou, je ziet maar!”
Tja, je ziet maar.
De klok wijst bijna vier uur. Het is nog een lange dag.

vrijdag 3 juni 2011

Jean Harlow

Afgelopen nacht droomde ik over Jean Harlow. Althans, ik droomde dat ik over Jean Harlow droomde. In kleur.
Plaats van handeling was een veldweg waar ik met haar afgesproken had.
De zenuwen kwamen op. Voor de zoveelste keer ga ik na of mijn pak wel overal goed zit. Het jasje en de broek van het pak zijn geel. Het hemd is lichtgeel. Voor de zekerheid steek ik mijn hemd nog eens in mijn broek. Het kostuum lijkt overal goed te zitten.
Een kwartier later komt ze aangereden. Ze parkeert haar jeep aan de kant van de veldweg en stapt uit. Ik word meteen verblind door haar schoonheid: een eenvoudige blauwe zomerjurk die haar perfecte figuur perfect doet uitkomen, elegante blauwe hakken en natuurlijk haar oogverblindend helderblond haar. Dit alles wordt nog eens afgemaakt met een stralende glimlach. Ze ziet eruit als een echte Hollywoodster. Juist, Jean Harlow.
Ze loopt naar me toe en kust me op mijn wang.
’Je ziet er goed uit met dat pak’, lacht ze.
’Bedankt. Jij ziet er echt subliem uit’, complimenteer ik haar stotterend terug.
’Dank je wel. Ik heb een blauwe jurk aan zoals je mij gevraagd had.’, bloost ze.
’Wel, je staat er echt fantastisch mee. De reden dat ik je gevraagd heb een blauwe jurk aan te doen is dat ik een verrassing heb. Die blauwe jurk maakt deel uit van de verrassing.
Maar voor je de verrassing mag zien, moet je een blinddoek omdoen’.
Ik neem een blinddoek uit de binnenzak van mijn pak.
Ik bedek haar ogen met de blinddoek en knoop de lintjes achteraan haar hoofd vast.
’Nu maak je me nieuwsgierig’, lacht ze ondertussen.
Nadat de lintjes vastgeknoopt zijn, neem ik haar hand vast. We wandelen samen naar een afgelegen weide waarop zich een deken bevindt. Op het deken staat een katoenen zak waarin een deel van de verrassing zit.
’Zijn we er?’
’Ja, we zijn er. Zet je hier maar neer.'
Ze zet zich neer op het deken. Ik zet mij rechts van haar.
Terwijl ik ga zitten, voel ik plots iets vreemds.
’Verdomme‘, vloek ik, ‘Ik ben ergens op gaan zitten’. Ze weet niet wat er gebeurt en vraagt: ‘Wat scheelt er? Mag ik al kijken?’
Ik antwoord stamelend: ‘Ik ben dom geweest. Nog niet kijken hé. Ik ben per ongeluk op een deel van de verrassing gaan zitten.’
’Oei, de verrassing is toch niet stuk?’
’Ik hoop het niet.’
Met een rode kop zet ik de zak aan de kant en plaats mij terug naast haar op het deken.
Met mijn handen reik ik naar de lintjes van de blinddoek achteraan haar hoofd. ‘Ik ga de blinddoek afnemen. Ben je klaar?’
’Helemaal. Doe maar’, lacht ze.
Ik trek aan de lintjes en verwijder traag de blinddoek.
Een prachtig uitzicht bevindt zich voor ons. We bevinden ons voor een overdadig bloeiende bloemenweide die licht glooiend kronkelt tussen twee parallellopende bossen voor zover het oog reikt.
De bloemenweide is één kleurenpracht gevormd door de opvallende kleuren van klaprozen, korenbloemen en gele ganzebloemen.
Al deze bloemen dansen in harmonie heen en weer op het ritme van de ruisende wind. Het geruis van de wind wordt aangevuld met het heen en weer gezoem van de laatste verdwaalde insecten.
Ten slotte wordt de voorstelling afgemaakt door een merel en een zanglijster die een duet zingen vanuit de aanliggende bossen, elk vanuit een andere kant van de bloemenweide.
’Wat een prachtig uitzicht’, zegt ze verwonderd
’Echt hé’, beaam ik haar.
Op dat moment springt er een hond tegen mij aan. Het is Timmy.
Ik ben wakker.

donderdag 2 juni 2011

Well en het Reindersmeer


Well is een dorp vlakbij Nieuw-Bergen in Noord-Limburg. Vorige week was ik er met vrouw en hond. In Well is niets te beleven, en dat is helemaal niet erg. De mensen zijn er tevreden. Er is een bakker, een slager en een pinautomaat.
Tussen Well en Nieuw-Bergen ligt echter een schitterend meer, het Reindersmeer, en dat ligt weer vlakbij het Leukermeer, zijn voorhaven.
Door jarenlange zandafgravingen zijn het Leukermeer en het Reindersmeer ontstaan. Onderling zijn ze via een sluis verbonden. Het Reindersmeer is 130 hectare groot. Ik heb dit gelezen op een bord die we tijdens onze wandeling zijn tegengekomen.
De oevers zijn begroeid met heide, gras en overige planten. De omgeving bestaat uit bossen met grote stuifzandgebieden, heidevelden en vennen.
Het water is er nog helder, de kleur doet je denken aan de Middellandse Zee en de watervogels zijn er talrijk.
Het gebied heeft een enorme aantrekkingskracht op mij en een planoloog zou er geen greep meer op hoeven te hebben. Een eigen logica moet er heersen. Fantasieland, zo zou je het ook kunnen noemen.
Het Reindersmeer maakt deel uit van het Nationaal park de Maasduinen en is door een natuurvriendelijke brede oeverafwerking door de ontzanders als een helder meer met rust, ruimte en natuur achtergelaten en zorgt voor een uitstekende leefomgeving voor tal van planten en dieren.
Over smalle, kronkelige paden liepen we wat rond het meer. Het was er een perfecte dag voor. De zon scheen, de lucht was blauw en er stond een vaag windje dat de bomen zachtjes deed ruisen. Er was niemand, maar ik verwachtte elk moment kleurrijke kano’s met daarin vrolijke mensen, zoals je dat ook ziet op de meren in Canada.
Maar niemand.
Toch keek ik mijn ogen uit.
De stilte die er heerste was adembenemend.
Het is een beetje een in zichzelf gekeerde wereld waar je zomaar in terecht bent gekomen, niets wetend en niets vermoedend. Dan voel je de kracht van moeder aarde, toch wel.
‘Well, well, well, you’re feeling fine!’