Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

vrijdag 27 april 2012

The voice of an angel - my one and only Annette Hanshaw (1901-1985)



Is het eigenlijk niet opmerkelijk dat deze zangeres, die nu nog steeds herinnerd wordt door een handjevol fans, niet genoemd wordt in de grote jazznaslagwerken zoals de 'New Groove Dictionary of Jazz', noch in handboeken als 'Early Jazz' en 'The Swing Era' van Gunther Schuller, of Alyn Shipton's 'A New History of Jazz' of het boek van Linda Dahl, speciaal over vrouwen in de jazz, getiteld 'Stormy Weather, the Music and Lives of a century of jazzwomen'. Gelukkig wordt ze wel genoemd in Richard M. Sudhalter's 'Lost Chords'.
De carriere van Annette Hanshaw was relatief maar kort - erg kort eigenlijk - ze stond maar een jaar of acht in de schijnwerpers totdat ze in 1934 plotseling van het toneel verdween. In dat jaar trouwde ze met haar ontdekker en producer Herman 'Wally' Rose.
Dat ze niet in allerlei jazznaslagwerken genoemd wordt komt omdat ze geen echte jazzzangeres was, al had ze daarvoor alle capaciteiten in huis. Ze was eerder een 'pop' ster, zoals Ruth Etting, Lee Wiley en Mildred Bailey. Wie Hanshaws platen kent herinnert haar ongetwijfeld aan haar herkenningskreet, dat ze altijd uitriep aan het eind van elk nummer: That's All! 

Annette Hanshaw werd, als 25-jarige jonge vrouw, ontdekt op een feestje waar ze wat zong. Toevallig was daar ook Herman 'Wally' Rose, de Musical Director van Pathé Records. Ze was geboren in New York City in 1901 en had zich ontwikkeld tot een mooie, zij het wat naïeve en verlegen introverte persoonlijkheid - een flapper wife noemden ze in de jaren twintig zo'n modieus geklede moderne jonge vrouw. In de 'Pocket Dictionary of American Sang' wordt het begrip omschreven als: The popular female type of the 1920s – een Helen Kane-type a la Betty Boop karikatuur.
Ze was uitgenodigd door Herman Rose om testopnamen te maken voor Pathé. In de studio zong ze een medley van populaire 'hits of the day' en begeleidde zichzelf aan de piano. Aan het slot van de eerste test hoor je haar uitroepen: 'Have you that? Oh I know but I'm not doing well. I'm all shivering, Mister....' en dan noemt ze de naam van de geluidstechnicus. Bij de tweede test eindigde ze spontaan en opgelucht met de historische woorden That's All!, zich wederom niet realiserend dat de opnameapparatuur dit ook registreerde. Iedereen was enthousiast en haar slotkreet bleef haar afsluiting.


   

vrijdag 20 april 2012

Komt u maar

Vanochtend zat ik in de wachtkamer bij de tandarts. Ik zat er op een houten tweepersoons bankje in een vrij krappe wachtruimte met in de hoek een vingerplant. Een man die eruit zag als een taxichauffeur bladerde wat in een gratis krantje en een stelletje zat hand in hand; af en toe lieten de handen elkaar los en werd er gestreeld.
Twee minuten na mij arriveerde een vrouw in een rolstoel en werd voortgeduwd door een broeder. ‘Zo, we zijn er’, riep deze, terwijl hij de rolstoel in zijn rem zette. ‘We zijn er, mevrouw Lips’, herhaalde hij hard. ‘Hier moet u wachten, dan komen ze u straks halen.’ Zijn olijke blik scheerde langs de overige wachtenden. ‘Wie komt me halen?’ klonk het vanuit de rolstoel. ‘De assistente van de tandarts, mevrouw en zij zal u verder helpen. Nou, dan ga ik nu maar even naar de apotheek hè? Als u klaar bent, kom ik u halen en naar de taxi brengen. Goed? Snapt u het?' De oude dame knikte. ‘Nou, daaaaag! Sterkte!’ En weg was de broeder.
Mevrouw Lips zag er nog goed uit. Haar grijze haar zat onberispelijk, er hing een blauwe glans overheen. Ook droeg ze nette schoenen, een keurige jurk en een korte bontjas. Aan een gouden ketting hing een bril die op haar machtige boezem heen en weer deinde. In beide oren had ze een gehoorapparaat. Haar tas had ze op schoot. Ze keek de overige wachtenden een voor een nieuwsgierig en vriendelijk aan. Ik knikte haar even toe, de anderen niet.
En wat vaker geschied in een wachtkamer geschiedde ook nu.
‘Mijnheer Schuurman, komt u maar!’
De stoel ging omlaag. Ik voelde me ineens enorm nederig en was stellig in de overtuiging dat alle tandartsen een zeer schoon en rimpelloos leven moesten leiden.
Ik verbaas me er overigens elke keer over dat deze mensen hun geld willen verdienen met het in de monden kijken en wroeten bij mensen.
Afijn.
'Ik doe nu wat vaseline op uw lippen want de plak op uw tanden wordt straks paars, en dan zou uw mond ook paars worden'. Vervolgens pakte de man een spiegeltje terwijl hij met zijn vingers mijn vaselinelippen opzij drukte. Een monddoekje en latex-handschoenen zijn verplicht. 'Ja, ik zie het, daar is het nog paars,' hoorde ik hem zeggen. 'Mijnheer Schuurman, uw tong zit in de weg. Ik kom er haast niet bij. Ik moet er even een assistente bij halen'.
'Wat is er toch mis met mijn tong?' vroeg ik me beschaamd af. Er kwam een blondharige, knappe dame bij. 'We hebben hier weer een neurotische patiënt,' hoorde ik haar denken. Ze pakte geruststellend mijn hand vast. Haar vochtige latex gleed langs mijn vingers heen en weer. Een geklemde, ritmische beweging. Na een paar minuten vertrok ze en alles leek voorbij. Maar ze moest terugkomen. Ik hoopte dat ze weer mijn hand vast pakte en krampachtig greep ik in de stof van mijn broek. Ze deed het. Dit keer duurde het langer.
'Wat een eigenwijze tong heeft u,' zei ze lachend. Voor de eerste keer in mijn leven vond ik het leuk om op een tandartsstoel te liggen. Maar uiteindelijk vertrok ze weer en ook ik mocht snel daarna vertrekken.
‘Mevrouw Lips, komt u maar!’ klonk de montere stem van de tandarts-assistente door de wachtkamer. De oude dame herkende haar naam en probeerde met haar rolstoel te manoevreren. Daartoe was de wachtruimte te klein, en mevrouw te onhandig. Temeer daar ze met één hand haar tas stevig tegen zich aangedrukt moest houden. Maar ze kreeg hulp en verdween achter de deur.

donderdag 19 april 2012

Zomerstop

Het is weer april en dan begin ik al langzaam te denken aan de naderende zomerstop op de televisie.
Echter, de zomerstop van de televisie bestaat niet meer, moet ik opnieuw concluderen. Dat is al een aantal jaren zo. We zien namelijk in de zomer dezelfde prul als in de rest van het jaar. En steeds dezelfde gezichten. Twaalf maanden lang Carlo, Irene, Gordon en Joling. Teveel van het slechte.

De zomerstop op TV was vroeger iets waar je vaak in april al tegenop zag. Als kind betekende dit namelijk ruim twee maanden afzien. Al je favoriete programma’s werden zonder pardon van de buis gehaald en jou restte niets dan twee maanden lang buiten spelen, jezelf vermaken met Lego of een boek of naar het zwembad gaan. Je had toch niets beters te doen.

Het is vreemd, maar als ik terugkijk leken de zomers vroeger eindeloos lang. In mijn herinnering was het vroeger altijd warm, waren de ijsjes zoet en de meisjes lief.
Als er al iets op televisie was, was het een herhaling van een Zweedse jeugdserie of een Duitse film.

Tegenwoordig is er dus geen zomerstop meer, het is afgeschaft. Dit is een bewuste keuze van de diverse omroepen omdat de concurrentie en daarmee de belangen veel te groot zijn geworden. Het draait sinds de komst van ‘De Commerciëlen’ louter om marktaandeel, ook in de zomer geldt het recht van degene die de meeste kijkers weet te trekken.
Dus doen de ruim twintig op Nederland georiënteerde zenders hun uiterste best zoveel mogelijk uit te zenden. Series, films, reportages, talkshows, tekenfilms en soft porno: men vraagt niet, wij draaien toch, zo luidt het motto.

Was televisie vroeger dan per definitie beter? Nee, dat niet. Maar twee maanden geen tv werkt als honger op rauwe bonen, alles wat je daarna te zien krijgt lijkt grappig en vernieuwend. Na een lange tv-loze zomer keek je maar al te graag naar Rons Honeymoon Quiz, Henny Huismans Soundmixshow en Avro’s Service Salon met Catherine Keyl. Sinds de komst van dertien nieuwe zenders en de afschaffing van de Zomerstop zijn dergelijke gezichten zo aan ons opgedrongen dat ze alleen nog maar een braakneiging veroorzaken.

Een ander probleem waar we mee te maken hebben is dat de zomerstop werd gebruikt om nieuwe talenten te testen en nieuwe formats te ontwikkelen. Twee maanden lang werden gezichten en programma’s getest en als het aansloeg mochten ze blijven. Sloeg het niet aan, geen probleem, er keek toch geen hond. Maar omdat alles nu direct moet scoren vanwege het marktaandeel krijgen presentatoren en hun programma’s slechts twee weken de kans om zich te bewijzen. Daarna wordt de stekker eruit getrokken.

En wat krijg je dus? Zenders die op safe spelen en alleen gaan voor bewezen successen. Daarom hebben we nu dertien programma’s over auto’s op de snelweg, 39 programma’s over koken in binnen- én buitenland en 128 programma’s over lifestyle en metamorfoses. En er is zoveel te zien, we hebben niet eens meer door of het een nieuw programma is of een herhaling. En als het al een herhaling is hebben we het waarschijnlijk de eerste keer toch niet gezien.

Daarom moet de Zomerstop weer terug! Niet volgende week, niet morgen maar vandaag nog. De omroepen moeten hun programmering schoonvegen met bulldozers, de zender moet van twaalf uur ’s nachts tot vijf uur in de middag op testbeeld en de medewerkers moeten weer gewoon talent hebben om te presenteren.

In mijn kinderlijke onschuld en naïviteit denk ik dat alleen met een Zomerstop de Nederlandse televisie weer leuk kan worden. Dat we dan weer massaal hunkeren naar programma’s van Linda de Mol en Andries Knevel. Maar diep in mijn hart weet ik dat de zomerstop alleen nog maar nostalgie is, een schim uit een ver verleden. Het afschaffen van de zomerstop heeft voorgoed onze fijne televisieavonden verpest.