Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

maandag 4 april 2011

Avond in de mist


Het is een opmerkelijke stille, mistige avond in april.
Een vrouw laat de hond uit, of andersom: de hond laat de vrouw uit. Zij is op leeftijd. Van de hond weet ik het niet. Haar hoofd hangt ietwat geknakt tussen de schouders.
Ze lopen langs een grote vijver. Het ligt er roerloos en donker als een verweerde spiegel bij. Op de kade is geen verkeer. Er hangt een geheimzinnige stilte over de stad.
De hond trekt de vrouw rustig voort en draait met zijn heupen. Af en toe kijkt hij om. Hij weet natuurlijk dat zijn bazin er is, zij heeft hem ten slotte aan de lijn, maar kennelijk wil hij af en toe even checken hoe het met haar gaat.
Alles is in orde.
De hond heeft een grote belangstelling voor een houten bankje die uitzicht biedt op het water. Er valt kennelijk veel te ruiken. De vrouw besluit even uit te rusten en net op het moment dat zij gaat zitten, nadert er een politieman.
De vrouw bedenkt zich geen moment en houdt de diender aan.
“Agent, nu u hier toch bent, wil ik iets vragen”.
“Goed, zegt u het maar”.
“Ziet u, ik kom hier regelmatig en ieder jaar gebeuren er dingen die het daglicht eigenlijk niet kunnen verdragen. Ik vraag mij af of u daarvan op de hoogte bent. Vooral in het voorjaar is dat het geval. Dan krijgen de mensen van die kriebels in hun buik en die moeten eruit. Soms zie je dat bij mannen, dan weer bij vrouwen, maar ook bij hen samen”.
“Mevrouw, wilt u misschien wat preciezer zijn en mij vertellen wat u gezien heeft?”
“Als u hier rondloopt, dan heeft u toch zeker geen oogkleppen op?” spreekt de vrouw enigszins geërgerd. “Iedereen weet wat hier gebeurt. Denkt u zich eens in als ik hier met mijn kleinkinderen zou fietsen of wandelen. Ik mag dan niet getrouwd zijn en geen kinderen of kleinkinderen hebben, maar het zou toch kunnen op mijn leeftijd. En zoiets wil je ze toch niet aandoen”.
“Kunt u mij zeggen waar u het heeft gezien en wanneer?”
“Kom nou, agent. U weet het toch ook wel. U vraagt nu naar de bekende weg. Mogelijk zijn jullie meer bezig om onschuldige autobezitters te betrappen op een kleine snelheidsovertreding, of dat ze hun autogordel nog niet om hebben, maar hier zou nodig ook eens wat aan gedaan moeten worden”.
De agent pakt zijn notitieboekje en een pen en begint te schrijven. Hij kijkt op zijn horloge hoe laat het is en noteert plaats, datum en tijd.
“Zo, mag ik eerst uw naam even opschrijven?”
“Mijn naam? Man, ik wil niet als getuige in de boeken komen. Kijk, daar heb ik nou geen trek in. Alles wat ik zojuist verteld heb kunt u ook zelf constateren”.
“Doet u nou niet zo vervelend, mevrouw. Als u wilt dat hier wat aan gedaan moet worden, moet u wel meewerken. Uw naam alstublieft!”
“Ja, waar zal ik mee beginnen. Normaal doe ik dat met mijn voornaam, maar bij de rechterlijke macht beginnen ze meen ik met de achternaam. Hoe wilt u het hebben?”
“Uw volledige naam graag en tevens uw legitimatiebewijs voor de controle”.
“Oldenheuvel, met de tussenvoegsels ‘van’ en ‘den’ en de voornaam is Lambertina Antoinette Wilhelmina, maar ze noemen mij gewoon Willy”.
“Wat is uw adres?” 
“Moet dat nou allemaal? Straks wilt u ook nog weten hoeveel geld ik op de bank heb”.
Ze geeft haar adres met duidelijke tegenzin en wil haar wandeltocht voortzetten.
“U bent nog niet klaar”, zegt de agent. “Ik wil weten wat u nu precies gezien hebt”.
“Dat heb ik toch in het begin al verteld. U weet toch dat ik het over die kriebels van mannen en vrouwen gehad heb. Nou, daar gaat het hele verhaal over”.
“Heeft u het zelf gezien?”
“Nee, maar ik heb het van verschillende kanten gehoord en mijn buurman zegt wel dat hij het zelf gezien heeft”.
De agent bergt zijn notitieboekje weer op, steekt de pen diep in zijn binnenzak en zegt: “Weet u, mevrouw Oldenhoven, ik krijg de kriebels van mensen zoals u. Mensen die denken iets gezien te hebben, maar leven van andermans verhalen. Gaat u maar vrolijk fluitend verder wandelen. Hier, neem het briefje maar mee voor een volgend keer, dat bespaart een hoop tijd”.
De hond is inmiddels klaar met zijn inspecties en zo kunnen de twee hun weg vervolgen.
De hond heeft plots iets dartels over zich, en de vrouw maakt de riem los. Hij kijkt haar verwonderd aan. Het gebeurt niet dikwijls dat zij de riem losmaakt. Hij kwispelt blij en begint om haar heen te dansen. Vanuit een raam in een appartementencomplex worden ze gadegeslagen door een man met ontbloot bovenlichaam.
Na de vreugdedans gaat de hond er vandoor om aan een lantaarnpaal te snuffelen. Hij krijgt er maar niet genoeg van. De oude vrouw overweegt dat het toch geweldig moet zijn om de neus van een hond te hebben, desnoods voor een dag.
Zij wandelt verder.
En de hond komt zich keurig bij haar melden om weer aangelijnd te worden als ze bij het zebrapad aankomen.
Hoewel er geen verkeer is, wachten ze keurig tot de voetganger in het verkeerslicht groen oplicht. Rustig steken ze over.
Even later, in hun straat, valt de geheimzinnige stilte weer over de hond en de vrouw.
De mist waakt nog steeds over beiden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten