Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

vrijdag 3 juni 2011

Jean Harlow

Afgelopen nacht droomde ik over Jean Harlow. Althans, ik droomde dat ik over Jean Harlow droomde. In kleur.
Plaats van handeling was een veldweg waar ik met haar afgesproken had.
De zenuwen kwamen op. Voor de zoveelste keer ga ik na of mijn pak wel overal goed zit. Het jasje en de broek van het pak zijn geel. Het hemd is lichtgeel. Voor de zekerheid steek ik mijn hemd nog eens in mijn broek. Het kostuum lijkt overal goed te zitten.
Een kwartier later komt ze aangereden. Ze parkeert haar jeep aan de kant van de veldweg en stapt uit. Ik word meteen verblind door haar schoonheid: een eenvoudige blauwe zomerjurk die haar perfecte figuur perfect doet uitkomen, elegante blauwe hakken en natuurlijk haar oogverblindend helderblond haar. Dit alles wordt nog eens afgemaakt met een stralende glimlach. Ze ziet eruit als een echte Hollywoodster. Juist, Jean Harlow.
Ze loopt naar me toe en kust me op mijn wang.
’Je ziet er goed uit met dat pak’, lacht ze.
’Bedankt. Jij ziet er echt subliem uit’, complimenteer ik haar stotterend terug.
’Dank je wel. Ik heb een blauwe jurk aan zoals je mij gevraagd had.’, bloost ze.
’Wel, je staat er echt fantastisch mee. De reden dat ik je gevraagd heb een blauwe jurk aan te doen is dat ik een verrassing heb. Die blauwe jurk maakt deel uit van de verrassing.
Maar voor je de verrassing mag zien, moet je een blinddoek omdoen’.
Ik neem een blinddoek uit de binnenzak van mijn pak.
Ik bedek haar ogen met de blinddoek en knoop de lintjes achteraan haar hoofd vast.
’Nu maak je me nieuwsgierig’, lacht ze ondertussen.
Nadat de lintjes vastgeknoopt zijn, neem ik haar hand vast. We wandelen samen naar een afgelegen weide waarop zich een deken bevindt. Op het deken staat een katoenen zak waarin een deel van de verrassing zit.
’Zijn we er?’
’Ja, we zijn er. Zet je hier maar neer.'
Ze zet zich neer op het deken. Ik zet mij rechts van haar.
Terwijl ik ga zitten, voel ik plots iets vreemds.
’Verdomme‘, vloek ik, ‘Ik ben ergens op gaan zitten’. Ze weet niet wat er gebeurt en vraagt: ‘Wat scheelt er? Mag ik al kijken?’
Ik antwoord stamelend: ‘Ik ben dom geweest. Nog niet kijken hé. Ik ben per ongeluk op een deel van de verrassing gaan zitten.’
’Oei, de verrassing is toch niet stuk?’
’Ik hoop het niet.’
Met een rode kop zet ik de zak aan de kant en plaats mij terug naast haar op het deken.
Met mijn handen reik ik naar de lintjes van de blinddoek achteraan haar hoofd. ‘Ik ga de blinddoek afnemen. Ben je klaar?’
’Helemaal. Doe maar’, lacht ze.
Ik trek aan de lintjes en verwijder traag de blinddoek.
Een prachtig uitzicht bevindt zich voor ons. We bevinden ons voor een overdadig bloeiende bloemenweide die licht glooiend kronkelt tussen twee parallellopende bossen voor zover het oog reikt.
De bloemenweide is één kleurenpracht gevormd door de opvallende kleuren van klaprozen, korenbloemen en gele ganzebloemen.
Al deze bloemen dansen in harmonie heen en weer op het ritme van de ruisende wind. Het geruis van de wind wordt aangevuld met het heen en weer gezoem van de laatste verdwaalde insecten.
Ten slotte wordt de voorstelling afgemaakt door een merel en een zanglijster die een duet zingen vanuit de aanliggende bossen, elk vanuit een andere kant van de bloemenweide.
’Wat een prachtig uitzicht’, zegt ze verwonderd
’Echt hé’, beaam ik haar.
Op dat moment springt er een hond tegen mij aan. Het is Timmy.
Ik ben wakker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten