Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

dinsdag 14 juni 2011

Uitvaart en Hollandse Nieuwe

Afgelopen Hemelvaartsdag overleed Willem Duys en een kleine week later werd hij in Blaricum begraven.
Ik was bij de herdenkingsplechtigheid aldaar en zag een parade van vrienden, bekenden, artiesten en familieleden langszij komen. Opvallende afwezige was Fred Oster, op de dag van het overlijden nog de meest prominente spreker in veel televisierubrieken.
Wel aanwezig was natuurlijk Mies Bouwman. ‘Een overeenkomst tussen Willem en mij was: we vonden onszelf niet zo belangrijk. Nee, we vonden ons werk gewoon erg leuk’. Verfrissend om te horen. Misschien kunnen velen die nu voor de tv werken er lering uit trekken.
Het feit echter dat Willem Duys’ dood hem zoveel hulde ten deel viel, lag wellicht ook aan de speciale uitzending van De Wereld Draait Door, een paar weken ervoor. Het is nu eenmaal de wrange ironie van de mediadood.
De begrafenis van Duys haalde alle nieuwsrubrieken. Hilversum huilt om zijn helden; Herman van Veen zong Schubert, Thijs van Leer floot een deun en Lee Towers zong aan Duys’ vrouw Mary: ‘Je was de wind onder zijn vleugels.’
En wat vonden de BN’ers er van? Het was ‘ontroerend’ zei Van Veen. ‘Prachtig, indrukwekkend, sober, menselijk, warm.’(Van Leer) En Tineke de Nooy vervolgde: ‘Hij had erbij moeten zijn, dan had ie er intens van genoten.’
Na afloop van de plechtigheid zijn mijn vrouw en ik nog even Laren ingegaan. De nieuwe haring was gearriveerd.
‘Zijn ze lekker?’vroeg ik aan de jongeman die de vis aan het schoonmaken was. ‘Nou meneer, ik heb er zelf al vijf op,‘verklapte hij. Het was hem aan te zien. Glimlachend met half dichtgeknepen ogen, als een doorvoede kater, stond hij onze haringen in mootjes te snijden.
‘Uitjes?’
Mijn vrouw nam de uitjes; ik onthield mij ervan. Ik wilde de Hollandse Nieuwe op zijn zuiverst proeven. Normaliter ben ik gek op uitjes op de haring. Ook versgemalen zwarte peper is trouwens lekker op een haring, maar om nou met een gigantische pepermolen naar de viskraam te lopen, nee, dat lijkt me meer iets voor Johannes van Dam.
‘Geef mij ook maar zo’n lekker visje. Op zo’n lekker zacht broodje’, zei een jongeman naast ons. Het was Patrick Kluivert. Ja, het was de dag van de BN’ers, nietwaar.
Hij keek al net zo tevreden als de visboer.
Op een bankje naast de viskraam zat een meisje van een jaar of twee. Zij had een stukje haring gekregen en genoot er op haar manier van: ze hapte het mootje vis niet van het door haar moeder voorgehouden prikkertje, maar griste het met haar hand van het kartonnen schaaltje en propte het in één hap in haar mond. Het ronde hoofdje glom van het vet, en de uisnippers ontsierden haar kanten kraagje.
‘Doe mij er maar drie, maar niet snijden’ zei weer een andere klant, een rijzige, knap gebleven man van tegen de zeventig. Hij hapte, kauwde en slikte snel en doelmatig.
‘Lekker?’vroeg de visboer, toen hij de vis had verzwolgen.
‘Goed visje,’vonniste de man. ‘Geef me er nog maar een’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten