Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

zondag 31 oktober 2010


BIKKEL

Een al wat oude man en zijn hond, een terriër, komen hun woning uit voor een laatste wandeling deze dag. Hij draagt een lange ouderwetse groene overjas en een donkerbruine sjaal. Tussen de sjaal is een rode neus zichtbaar. Rook glijdt langs de wangen, het is koud.
De man stopt even op de hoek van de straat, de hond tilt zijn poot op om een paal te voorzien van diens aanwezigheid. Een taxi komt de hoek om en stopt, de man en zijn hond kijken nieuwsgierig op. Een jonge vrouw stapt uit. Ze kan zeventien zijn, maar ook vijfentwintig. Ze draagt een bruine suède jas en heeft een handtas, die ze stevig tegen zich aandrukt. Ze wisselt wat beleefdheden uit met de al wat oude man, aait zijn hond, terwijl de taxi langzaam weg rijdt en een spoor van rook achterlaat. Ze knikt nog even naar de man, geeft de hond nog een krabbel op zijn kop en loopt verder. De man en zijn metgezel kijken nog even vol interesse de vrouw na en lopen vervolgens het café om de hoek in. Het is er rustig. De barman staat een bierglas te poetsen. Het bierglas blinkt alsof de barman al de hele avond met één en hetzelfde glas bezig is. Op de achtergrond is zachtjes muziek te horen. Het geluid van Louis Armstrong en zijn kornuiten vult het café.
Behalve de barman is er maar één klant, die voorovergebogen aan de bar zit.
Het is Bikkel; bleek gezicht, diepe wallen onder de ogen, zwart ietwat lang haar, niet gekamd, de boord van zijn witte overhemd groezelig.
De barman staat te praten tegen hem, maar er komt geen reactie. Licht geïrriteerd zet de barman het glas weg en buigt voorover.
‘Ben je ze aan het tellen?’, vraagt de barman.
Bikkel schrikt op en slaat het bakje pinda’s per ongeluk over de bar.
‘Oh, sorry’, stamelt hij.
‘Geeft niks, ze waren toch al oud. Je bent nu toch niet de tel kwijt?’
Na geruime tijd Bikkel geobserveerd te hebben ontwaard de barman eindelijk een glimlach op zijn gezicht.
‘Het waren er zesentwintig.’
‘Wat zeg je?’, vraagt de barman.
‘Zesentwintig.’
‘Nou daar heb je wel lang over gedaan.’
‘Nee, ik bedoel jaren. Vandaag zijn het zesentwintig jaren voor mij.’
‘Nou van harte dan, kom we maken er een feestje van.’
En de barman zet een nieuw drankje voor Bikkel neer.
‘Deze is van het huis. Nog vele jaren.’
Bikkel slaat zijn oude drankje achterover en houdt de nieuwe even omhoog en knikt naar de barman.
‘Laat dat vele jaren maar zitten, ik vind het wel weer welletjes zo.’
‘Nou dat klinkt wel erg deprimerend, hoezo dan?’
Voordat Bikkel antwoord, gaat hij onder begeleiding van een diepe teug adem rechtop zitten.
‘Zesentwintig jaar lang heb ik liefde gekregen, van ouders, vrienden, kennissen. Zelfs volstrekt onbekenden hebben mij het idee gegeven dat ik gewenst was op deze wereld.
Zesentwintig jaar!
Al die tijd heb ik tevergeefs geprobeerd liefde te geven.
Ik heb een uitputtingsslag geleverd, om maar iemand in deze wereld hetzelfde te geven wat ik al die jaren onvoorwaardelijk heb mogen ontvangen.’
Bikkel neemt even een slok van zijn drankje en veegt met het bierviltje over de bar.
De cafédeur gaat open.
De barman staart naar de persoon die binnen komt wandelen en zich een weg baant tussen alle tafels en stoelen door.
Het is de jonge vrouw van de taxi, die zich heupwiegend door het café manoeuvreert.
Ze heeft inmiddels haar bruine suède jas over haar arm geslagen. En dit openbaart een wit satijnen blouse met lichtblauwe streepjes. Met daaronder een strakke grijze dames pantalon die geen enkel van haar buitengewoon perfecte contouren ongemoeid laat. Dieprood golvend haar maakt het palet compleet. De handtas drukt ze nog steeds stevig tegen zich aan.
Bikkel lijkt niet geïnteresseerd in haar, en heeft zich weer op een nieuw bakje pinda’s gestort. In tegenstelling tot de barman die geobsedeerd naar haar kijkt, als ze naast Bikkel gaat zitten.
‘Goedenavond, een droge witte wijn alstublieft’, zegt ze met een vermoeide stem.
De barman draait zich, om de wijn in te schenken en de vrouw staart nietszeggend naar Bikkel die nog steeds voorover gebogen zit.
‘Pinda’s aan het tellen?’, vraagt de vrouw.
Bikkel lijkt het niet gehoord te hebben en geeft geen kik.
De barman, die het op de voet gevolgd heeft, zet het glas wijn voor de dame neer.
‘Het zijn er zesentwintig’, zegt de barman tegen de dame.
De vrouw kijkt de barman vertwijfelt aan en begint te lachen.
‘Zo, dus jullie vullen je tijd met pinda’s tellen?’
‘Nee niet pinda’s. Hij is vandaag zesentwintig jaar geworden.’
‘Ach zo’, zegt de vrouw.
‘Nee, dat is duidelijk. Dus jullie zijn nu een feestje aan het vieren.’
De barman lijkt op het punt iets te willen zeggen, maar Bikkel richt zich op en kijkt de vrouw aan.
‘Heb jij wel eens iemand lief gehad?’
Schijnbaar is deze vraag voor de vrouw nog verbazingwekkender dan het zien van iemand die pinda’s aan het tellen is. Ze verslikt zich in haar wijn.
‘Ik vroeg of je wel een iemand lief hebt gehad?’ reageert Bikkel nogmaals op rustige toon.
De vrouw lijkt geïrriteerd door Bikkel zijn glimlach en draait haar hoofd naar de bar. Tegelijkertijd zet de barman een bakje pinda’s voor haar neus. Ze lijkt het niet door te hebben en begint te praten.
‘Ik heb al teveel lief gehad, de laatste die van mij liefde heeft gekregen is er mee vandoor.’
‘Ach, wat prachtig, zoveel melancholie, luddevudde, aan mijn bar!’, grapt de barman terwijl hij met beide handen naar zijn hart grijpt.
Zowel Bikkel als de dame is niet geïnteresseerd in de grapjes van de barman. De dame staart nog steeds naar haar pinda’s en Bikkel naar haar. De barman gaat plots brutaal tussen het tweetal in leunen en kijkt Bikkel in zijn gezicht aan. Dan weer naar de dame. En begint ineens breed te lachen.
‘Jullie zijn ...’ Maar de barman kan zijn zin niet afmaken.
‘Zevenentwintig’, zegt de vrouw ineens.
De barman doet een pas naar achteren en vouwt zijn armen over elkaar heen terwijl hij nonchalant tegen het aanrecht leunt.
‘Ben jij zevenentwintig?’ vraagt Bikkel.
‘Nee niet dat. Zevenentwintig pinda’s’, zegt ze.
En de dame kijkt Bikkel aan, haalt een pinda uit haar bakje, gooit deze in het bakje pinda’s voor Bikkel en steekt haar hand naar hem uit.
‘Dag ik ben Elise, nog gefeliciteerd met je verjaardag.’
Bikkel lacht even naar de barman, kijkt naar het bakje pinda’s voor hem. En weer naar Elise.
En in plaats van haar hand te beantwoorden, pakt hij het bakje pinda’s en gooit deze leeg in haar bakje. Hij slaat zijn drankje achterover, staat op en doet zijn jas dicht.
‘Die pinda’s zijn oud.’ En loopt de deur uit. Het is donker op straat, althans, de zon is onder.
De lantarenpaal voor de deur is stuk en er is maar één licht dat doorschemert naar buiten, dat van de kroeg.
De straat is in diepe slaap, zich aan het opmaken voor de sleur van morgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten