Stilte, een heerlijk woord, veel verlangd, maar vaak verstoord.

woensdag 3 november 2010


BEER EN GOLF
V
rijdagmiddag rond de klok van vijf. Mensen buiten zijn in een opperbest humeur; het weekend is begonnen. Na een week hard werken, studeren of wat dan ook is er eindelijk rust.
Op zo’n moment hangt er een opvallend ontspannen sfeer op straat. De mensen vinden het heerlijk, die vrijdag.
Voor mij maakt het niet uit. Voor mij is de vrijdagmiddag een dag als elke andere. Het enige verschil is dat het wat drukker is op zo’n moment. Ik bevind mij in café ‘De Drie Uiltjes’ in de Oude Ebbingestraat.
Vermoeid en geïrriteerd steek ik nog maar een keer een zwak vingertje op, om aan te geven dat er bijgevuld mag worden. Onbegrijpelijk dat ik dat elke weer moet aangeven. Maar wat wil je ook met zo’n jong, puisterig ventje achter de bar. Zo’n jongen die nog helemaal niets van het gehele gebeuren begrijpt.
Na enkele seconden die wel uren lijken te duren zet het ventje het glas, bijgevuld en wel, met een overdreven, ongemeende glimlach voor me neer. Blijkbaar trots op zichzelf dat hij het klusje zo snel heeft geklaard. Zonder hem ook maar een blik waardig te gunnen, pak ik het glas en neem ik een flinke slok. Terwijl achter me het ventje teleurgesteld afdruipt, kijk ik de zaak eens goed rond.
Aan de overkant van de bar zit Beer. Die naam heeft hij te danken aan zijn achternaam, hij is namelijk alles behalve een beer. Wat een scharminkel. Zelf vindt hij het blijkbaar een fantastische naam. ‘Doe nog eens een beer voor de Beer,’ is ongeveer zijn levensmotto geworden. Onmiddellijk gevolgd door een onsmakelijk, bulderend gelach waarbij het vorige beertje bijna weer naar buiten komt.
Ik hoor de barmannen weleens over hem praten: ‘die Beer houdt het niet lang meer vol, zijn lever moet groter zijn dan een voetbal.’ Beer was inderdaad niet meer helemaal goed. Terwijl mensen zich kapot kunnen zweten, zichzelf vervloeken dat ze niet nog meer kleren kunnen uittrekken, dan kan Beer gemakkelijk bibberend op zijn barkruk zitten, hij vraagt nog net niet om een sjaal. Nee, Beer is niet helemaal gezond.
In het midden zit Golf. Ook al zo’n droevig figuur. Wat z’n echte naam is weet niemand, ik betwijfel eigenlijk of hij het zelf nog weet. Hij heeft het nu eenmaal altijd over golf, elk gespreksonderwerp wordt weer terug gerelateerd naar golf. Om gek van te worden, die vent.
Een baan heeft Golf niet. ‘Af en toe een klusje voor iemand, niks meer en niks minder. Het ideale leven’ is Golfs reactie. Volgens eigen zeggen is z’n pa stinkend rijk en gaat hij daar een godsvermogen van erven. Ik moet het nog maar zien.
Ik geef het mannetje achter de bar een knik, in de hoop dat hij deze keer de boodschap wel begrijpt en sta op om maar eens naar de wc te gaan. Als ik terugkom ben ik verbijsterd. Dat m’n glas nog steeds leeg is, is tot daar aan toe. Eigenlijk had ik het al niet eens meer verwacht. Maar dat er een jonge vent met zijn meisje op mijn plaats zijn gaan zitten is onaanvaardbaar. Ik loop er heen in de wetenschap dat dit voldoende voor het stelletje moet zijn.
Als er echter niet gereageerd wordt, kijk ik het jochie achter de bar vragend aan. Uiteraard begrijpt hij er niks van. Ik besluit dan ook om zelf actie te ondernemen en tik de jongeman op zijn schouder. ‘Je zit op mijn plaats,’ zeg ik korzelig. Beer en Golf gaan er eens goed voor zitten, zij voelen de bui al aankomen. ‘Hoe bedoel je jouw plaats?’ reageert de jongeman die zich inmiddels heeft omgedraaid. Als ik hem onbegrijpend aanstaar herhaalt hij zijn vraag: ‘Hoe bedoel je jouw plaats?’ om er vervolgens nog een schepje bovenop te doen: ‘Er is plaats zat, man. Overal lege krukken. Waar heb je het over?’ Nu gaat hij echt te ver. Dat hij de ongeschreven regel van de vaste klant niet kent is tot daar aan toe, maar dat hij er nu ook nog eens uitdagend voor gaat zitten, een beetje proberen te patsen voor z’n wijfie, dat is echt te gek voor woorden. ‘Ik zeg het nog één keer,’ begin ik op mijn meest ongeduldige toon. Het barventje, dat eindelijk de situatie doorheeft, probeert er tussen in te komen: ‘Rustig nou maar, er is plaats genoeg voor iedereen,’ hiermee onbedoeld de situatie alleen maar erger makend. ‘Ik zeg het nog één keer, dit is mijn plaats. Neem je grietje en ga lekker aan een tafeltje zitten. Lekker thee drinken.’ Blijkbaar is de maat voor hem nu ook vol, aangezien hij opstaat en zich in volle lengte opricht. Ongeveer even groot, even breed, dat kan nog leuk worden. Het meisje wil er nog wat van zeggen, maar het heeft al geen zin meer. Deze jongen wil zich nu bewijzen ook. ‘Geef me eens één goede reden waarom ik voor je zou weggaan,’ begint hij op dreigende toon. Ik merk dat het barventje nu echt zenuwachtig begint te worden. Ruzie in de tent, en dat op zijn eerste dag. ‘Rustig nou maar,’ probeert hij nog maar eens. Hij wordt compleet genegeerd. ‘Wil je graag de straattegels van dichtbij bekijken,’ zeg ik terwijl ik me nu ook in volle lengte opricht. Het gaat allang niet meer over de kruk. Het is nu een kwestie van eergevoel geworden. Deze clown wil niet afgaan voor z’n liefje en ik zit hier nu al vijf jaar, zes dagen in de week, op dezelfde kruk. ‘Make my day,’ zegt het figuur tegenover me uitdagend, hopend dat het er net zo stoer uitkomt als bij Clint Eastwood. Hij faalt jammerlijk. Ik heb geen zin om deze amusante conversatie voort te zetten en besluit tot actie over te gaan. Ik wil de knuppel bij zijn gloednieuwe jasje pakken, maar hij is me voor. Ik zag de vuist amper aankomen. Uit een reflex sluit ik mijn ogen, wachtend op de klap. Die komt er niet. Als ik mijn ogen weer open blijkt dat het bange barventje uit een soort moed der wanhoop maar tussen ons in is gesprongen. Slechte timing.
Op dat moment komt Hans binnen, de vaste barman. Hans heeft minder dan een tel nodig om te ontdekken hoe de vork in de steel zit. Met twee stappen staat hij bij het slagveld en neemt hij de regie over. Hans werkt al jaren hier, al voordat ik hier kwam en kan als geen ander dit soort akkefietjes oplossen. Hij straalt gewoon een bepaald gezag uit. Hij is de baas.
En inderdaad, na een minuutje te hebben gesproken met het stelletje besluiten deze om maar een andere kroeg op te zoeken. ‘Hoe gaat het met jou, Joost?’ vraagt Hans op een vaderlijke toon aan het barventje die blijkbaar Joost heet. ‘Ga maar lekker naar huis, ik neem het wel over.’ Dat lijkt Joost ook het beste idee en hij loopt naar achteren om z’n spullen te pakken.
’Ha die Beer, zal ik maar eens een lekker beertje voor jou inschenken?’ gaat Hans onvermoeibaar verder. Beer, teleurgesteld dat het schouwspel alweer is afgelopen, gaat weer in z’n normale posities zitten, blijkbaar toch ook blij dat Hans er weer is. ‘En hoe zit het onderhand met jou handicap, Golf?’ gaat Hans slim verder om het gebral van Beer te vermijden. Ik sta er eigenlijk een beetje beduusd bij. Nog geen twee minuten geleden leek het hier wel een ouderwetse saloon en nu is het weer een toonbeeld van rust en vrede. Apart.
Ik schrik op uit mijn dagdromen als Hans een gevuld biertje voor me neerzet en me glimlachend aankijkt. ‘Ik zag dat je glas leeg was.’ En zonder verder over het hele voorval na te denken ga ik weer op m’n vertrouwde kruk zitten. Er is weer rust in de tent. Eindelijk.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten